Zorg dat de taken van de vrijwilliger duidelijk zijn. Kies het juiste niveau van begeleiding. Bekijk welke competenties de vrijwilliger heeft in verhouding tot de taak
- Werkzaamheden
- Wie gaat het doen?
- Taakgericht en relatiegericht begeleiden
- Niveau van begeleiding
- Stijl van begeleiden
Werkzaamheden
Om vrijwilligers op de meest effectieve manier te begeleiden, is het belangrijk dat de werkzaamheden aansluiten op de belangstelling van de vrijwilliger. Bovendien bespreek je of de vrijwilliger een specifieke taak zelfstandig kan én wil uitvoeren. Lastig? Niet als je jezelf om te beginnen de volgende vragen stelt:
- Kan deze vrijwilliger de taak uitvoeren? (de vraag naar kennis en vaardigheid)
- Is deze vrijwilliger bereid de taak te doen? (de vraag naar zelfvertrouwen en motivatie).
Wie gaat het doen?
Het is belangrijk om een aparte begeleider voor vrijwilligers aan te stellen waar ze met vragen terecht kunnen en op wie ze altijd kunnen terugvallen. Je kan zelf deze taak op je nemen of vragen wie van de medewerkers belangstelling heeft. De begeleider speelt een sleutelrol in jouw organisatie. Hij geeft informatie over beleid, informatie, taken en werkwijze. Ook zorgt de begeleider voor feedback op het werk van de vrijwilligers. Zij verwachten tenslotte naast sociale contacten ook waardering en inspiratie. Zorg dat je daarvoor voldoende ruimte biedt.
Taakgericht en relatiegericht begeleiden
Vrijwilligerswerk vindt meestal plaats in een ontspannen sfeer en het zijn vaak ‘vrienden’ van jouw vereniging of stichting die het werk doen. Dit gebeurt in de vrije tijd, maar is niet vrijblijvend. Het is de verantwoordelijkheid van de organisatie om vrijwilligers op een professionele wijze te begeleiden bij de uitvoering van hun taken. Dit kan je doen door te sturen en ondersteunen. Bij sturen richt je jezelf vooral op de inhoud van de taak. Bij ondersteunen is jouw aandacht vooral gericht op de relatie met de vrijwilliger.
Taakgericht sturen:
- Zeggen wat de vrijwilliger moet doen, waar en wanneer.
- Concrete opdrachten geven.
- Controleren of de opdrachten uitgevoerd worden.
Relatiegericht ondersteunen:
- Luisteren.
- Motiveren.
- Betrokkenheid bevorderen bij het oplossen van problemen en het nemen van besluiten.
Niveau van begeleiding
Voor elke situatie schat je het niveau van de vrijwilliger in. Je doet dat op basis van bekwaamheid, zelfvertrouwen en motivatie. Gebruik hiervoor de volgende indeling in competentieniveaus: Niveau 1: onbekwaam en onzeker; Niveau 2: Onbekwaam, maar zelfverzekerd en/of sterk gemotiveerd; Niveau 3: Bekwaam, maar onzeker of minder gemotiveerd; En niveau 4: Bekwaam, zelfverzekerd en sterk gemotiveerd.
In de praktijk zal meestal sprake zijn van een combinatie van taakgerichte en relatiegerichte begeleiding. Afhankelijk van de taak kan je het sturen en ondersteunen combineren tot verschillende manieren van begeleiding. De vier verschillende stijlen van leidinggeven sluiten aan bij het ingeschatte competentieniveau van de vrijwilliger: instrueren, overtuigen, coachen en delegeren.
Stijl van begeleiden
1. Instrueren (veel sturen, weinig ondersteunen)
- Je vertelt nauwkeurig wat de vrijwilligers moeten doen.
- je ziet erop toe dat de taak goed wordt uitgeoefend.
- En je neemt zelf alle beslissingen.
Instrueren is effectief voor niveau 1: bijvoorbeeld bij nieuwe vrijwilligers die nog niet zijn ingewerkt.
2. Overtuigen (veel ondersteunen, veel sturen)
- Je geeft veel aanwijzingen (‘Zó moet het’) en vertelt ook precies waarom het zo moet.
- Je controleert of het werk inderdaad zo gedaan is.
- De vrijwilliger moet veel gelegenheid hebben voor het stellen van vragen en om extra uitleg kunnen vragen.
- En je beslist zelf.
Overtuigen is effectief voor niveau 2: bijvoorbeeld voor enthousiaste vrijwilligers die (nog) niet precies weten wat ze moeten doen.
3. Coachen (veel ondersteunen, weinig sturen)
- Je vraagt de vrijwilligers om suggesties, je bevordert discussie en vraagt om een bijdrage.
- Samen met de vrijwilligers neem je beslissingen.
- Je helpt hen bij het formuleren en oplossen van problemen.
- En je moedigt hen aan.
Coachen is effectief voor niveau 3: bijvoorbeeld bij vrijwilligers zonder veel zelfvertrouwen, maar mét de kennis en vaardigheid om de taken goed uit te kunnen voeren.
4. Delegeren (weinig ondersteunen, weinig sturen)
- Je laat de vrijwilligers zelfstandig het werk uitvoeren.
- Je motiveert en controleert slechts af en toe.
- Veel beslissingen worden door de vrijwilliger genomen.
- En je blijft wel de eindresultaten bewaken.
Delegeren is effectief voor niveau 4: bijvoorbeeld bij vrijwilligers die zelfstandig werken en hun taken goed uitvoeren.