De coronacrisis is een onvoorziene omstandigheid. Hierdoor was het onmogelijk te vergaderen. Het ligt voor de hand om aan te nemen dat het bestuur aanblijft tot de eerstvolgende AV. Dat geldt ook voor het bestuur waarvan de maximale zittingstermijn al is afgelopen. Die bestuursleden kunnen zich pas op de AV die daarna komt weer herkiesbaar stellen.
- Maximale zittingstermijn verstreken voor Algemene Vergadering
- Wet
- Statuten
- Redelijkheid en billijkheid
- Spoedwet COVID-19
- Toepassing van de redelijkheid en billijkheid
Maximale zittingstermijn verstreken voor Algemene Vergadering
Vaak wordt een verenigingsbestuur, maar ook het bestuur van een stichting of coöperatie, voor een bepaalde termijn benoemd. In de statuten staat vaak dat de algemene vergadering (AV) het bestuur maximaal een of meerdere keren kan herbenoemd met een maximale bestuurstermijn. Wat nu als die termijn afloopt voordat er een AV heeft kunnen plaatsvinden? Dat speelt in deze tijd door de beperkingen door de coronacrisis? Er kan en mag vaak niet vergaderd worden. Zijn de bestuurders dan nog wel bestuurders of zit de vereniging dan zonder bestuur? En vanaf wanneer kunnen bestuurders die al aan hun maximale termijn zaten, zichzelf weer herkiesbaar stellen?
Wet
De wet bepaalt niets over deze situatie. Wel is het strikt genomen zo dat een stilzwijgende verlenging van een bestuurstermijn, dus zonder besluit tot herbenoeming, niet mogelijk is.
Statuten
Dan moet je kijken naar de statuten. Mogelijk staan daarin regels voor deze situatie. In dat geval moet de vereniging die regels natuurlijk volgen. Het is niet te verwachten dat statuten in deze uitzonderlijke situatie hebben voorzien.
Redelijkheid en billijkheid
Maar als de statuten ook niks bepalen, dan is het de vraag wat dan geldt. De wet biedt ruimte aan organisaties om rekening te houden met uitzonderlijke of onvoorziene omstandigheden. De wet bepaalt dat een tussen een vereniging en anderen (zoals bestuurders en verenigingsleden) een statutaire regel soms niet van toepassing is. Dat is namelijk als die statutaire regel in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Dat staat in artikel 2:8 van het Burgerlijk Wetboek. Dat betekent concreet dat de statutaire regel over de maximale bestuurstermijn tijdelijk niet geldt. En dat houdt in dat de betreffende bestuurder na de maximale termijn nog aanblijft.
Je kunt de statuten echter niet zomaar terzijde stellen. Daarvoor moet toepassing van de statutaire regel in het specifieke geval onaanvaardbaar zijn. Er kan dus niet in het algemeen worden gezegd dat de statutaire maximale bestuurstermijn niet geldt vanwege de coronacrisis.
Spoedwet COVID-19
De overheid beseft dat verenigingen door de beperkingen van de coronacrisis in de knel kwamen en komen. Op 24 april 2020 is een spoedwet (Tijdelijk Wet COVID-19) in werking getreden. Die maakt het voor verenigingen onder voorwaarden mogelijk om een digitale AV, dus een AV op afstand te houden. Ook als de statuten van de vereniging dat eigenlijk niet mogelijk maken. De officiële tekst van de spoedwet kan je vinden op de website van de Overheid. Voor verenigingen is artikel 6 van de spoedwet van belang. Daarin staan de voorwaarden voor een geldige digitale AV.
Toepassing van de redelijkheid en billijkheid
Terug naar de vraag. Stel dat de statuten een maximale bestuurstermijn bepalen. En dat de maximale termijn voor een bestuurder is afgelopen voordat een nieuwe AV kon plaatsvinden, door de coronacrisis. Inmiddels is er een digitale AV ingepland. Dan kan de vraag ontstaan of de teller voor die bestuurder vanaf die AV opnieuw gaat lopen of pas vanaf de daaropvolgende AV. Mag de bestuurder zich dus al op de eerstvolgende AV herkiesbaar stellen?
Op grond van de redelijkheid en billijkheid kan je verdedigen dat de maximale bestuurstermijn is verlengd en de bestuurder dus aanblijft tot de eerstvolgende AV. Die eerstvolgende AV moet je dan eigenlijk zien als de AV die niet kon plaatsvinden. En op die AV zou de bestuurder automatisch aftreden vanwege de maximale termijn. Dan ligt het voor de hand dat de bestuurder zich pas op de AV na de eerstvolgende AV (dus in het volgende jaar) weer benoembaar mag stellen. En niet al op de eerstvolgende AV. Dat zou namelijk in strijd zijn met de gedachte dat er een maximale aaneengesloten bestuurstermijn geldt.
Let op: dit is geen uitgemaakte zaak en het is niet uitgesloten dat hierover rechtspraak komt.